Vroeger bestond Nederland uit bos, hoogveen, laagveen en duinen. Om het vee voldoende voedsel te kunnen geven werden bosjes gekapt en natte vlaktes naast beken en sloten van struiken ontdaan. Deze boomloze gebieden veranderden in graslanden. De bodem van deze graslanden waren voedselarm en vaak drassig door het vanzelf uit de bodem komende grondwater. Kwel noemen we dat.
Door de voedselarme omstandigheden groeiden de grassen langzaam en was er veel ruimte voor bloemen. Boeren konden ongeveer twee keer per jaar gras oogsten in de vorm van hooi.
In dit soort graslanden groeiden veel verschillende bijzondere grassoorten. Met de komst van kunstmest en drainage veranderden deze voedselarme, drassige weilanden met veel verschillende soorten grassen en bloemen in voedselrijke, drogere graslanden met weinig verschillende soorten grassen en bloemen. Ideaal om koeien in te weiden of een paar keer per jaar te hooien, maar van de rijkdom aan verschillende soorten planten en bloemen bleef weinig meer over. De gemeente Den Haag is trots dat er nog grasland is te vinden aan de rand van de stad!